kleine fictie: twee woorden
'ik heb een cadeautje voor je meegenomen' ze begint in haar tas te rommelen, haalt er een stoffen etui uit en ritst deze open, voorzichtig haalt ze er een schudbol uit binnenin zit een kleine astronaut op een eenzame planeet, zijn gehelmde hoofd rust op een hand, waarvan de bijbehorende elleboog op een knie steunt, de andere hand ligt op het onderliggende been het is Rodins bekendste werk, maar dan in space en, zo valt hen op, de kleine astronaut draagt een koptelefoon ze schudt en samen kijken ze naar de dansende glitters binnenin, hij pakt het cadeautje aan en bedankt haar terwijl hij dit doet, zoekt hij haar ogen, maar ze ontwijkt hem, kijkt wat naar de lichtjes van de kermis in de verte en stopt dan de etui terug in haar tas
hoewel ze dichterbij elkaar zitten dan de vorige keer, toen ze in ditzelfde park op een ander bankje zaten en er een bontgekleurde hond vrolijke rondjes rende, blijft er genoeg ruimte over om de schudbol tussen hen in te zetten net als de twee mensen die hem omringen, heeft de astronaut uitzicht op de kermis het schemert al wat, waardoor de lichten extra fel zijn en de uitdovende wereld lijkt ook de geluiden te versterken 'ik heb een hekel aan de kermis, altijd al gehad' hij kijkt even kort naar haar, maar ze blijft strak naar de kermis staren 'ik niet altijd, maar tegenwoordig wel, ik kan echt niet meer tegen de herrie' hij zucht en vervolgt half-grappend; 'het zal de leeftijd wel zijn' ze kijkt hem spottend aan, haar groene ogen glinsteren 'dat zal het zijn, opa' hij leunt wat naar rechts, net zolang tot hun schouders elkaar raken en hij zachtjes tegen haar aan duwt, uit zijn mond ontsnapt het geluid van een leeglopende fietsband tsss ze pakt de schudbol op en schudt er even wild mee, houdt hem omhoog tussen zijn gezicht en de kermislichten het feestelijke schouwspel krijgt er een extra dimensie van 'je ziet zijn gezicht niet, toch maakt het een wat trieste indruk' ze houdt haar hoofd naast het zijne en kijkt ook in de sneeuwbol 'niet echt triest, eerder treurig' hij knikt 'ja, dat is het' ze zwijgen even; het is een kalm, vertrouwd zwijgen een bijzonder zwijgen, aangezien dit hun tweede ontmoeting is net als de vorige keer in het hondenpark en net als de vorige keer is het geen date, maar in tegenstelling tot de vorige keer, was het nu wel gepland en waren ze er allebei een beetje zenuwachtig voor
de astronaut had ze afgelopen week op de foto gezet, met de tekst deze vind jij tof, he? eronder hij had geknikt en gelachen, haar woorden beaamd vervolgens had zij zich afgevraagd hoe het kan dat iemand die je amper kent, dat soort dingen zo goed kan inschatten hij weet dat hij een open boek kan zijn, maar zij is nog amper begonnen met lezen en toch kent ze de hoofdpersoon al behoorlijk goed andersom geldt dat ook, denkt hij 'waarom heb je altijd al een hekel gehad aan kermissen?' en ze vertelt over vroeger, van de spanningen in het ouderlijk huis en hoe deze tijdens de jaarlijkse kermis nog zichtbaarder werden, hoe beide ouders hele nachten wegbleven en zij en haar broertje thuis in bed lagen, bang en alleen hij slikt, kent dit soort verhalen vooral uit de vele boeken die hij leest, komt zelf uit een regio waar men problemen vooral achter gesloten deuren uitvecht en weglacht of misschien had hij er gewoon geen oog voor, zelf te druk met zijn kermisavonturen 'ik vond de kermis altijd machtig, als kind' de duisternis grijpt snel om zich heen en het hondenpark achter hen is inmiddels verlaten, aan de overkant van het water dansen de lichten, dreunen de bassen en gillen de meisjes, af en toe roept er een kermisklant iets onverstaanbaars in een microfoon om de sensatiezoekende massa verder op te zwepen 'daarna trouwens ook nog wel; heb zelfs een paar jaar geholpen met opbouwen en afbreken van attracties bij ons in het dorp, was best tof, voelde toen heel stoer' hij glimlacht bij de herinnering, waarvan hij vrij zeker weet dat deze gekleurd is door de wensdromen van zijn verleden 'op dinsdagavond stelde de kermis eigenlijk niets meer voor, er werd vroeg op de avond al afgebroken, daarna gingen de kermisklanten zelf tot laat de kroeg in, die grotendeels verlaten was; daar onderdeel van zijn, was best leuk' ze kijkt hem aan, maar lijkt niet echt naar hem te kijken 'zullen we nog even een rondje door het park lopen, van de kermis af?' zonder een antwoord af te wachten staat ze op en raapt ze haar tas van de grond, hij pakt de schudbol en volgt haar het pad af
'ben je al begonnen in het boek dat ik je vorige keer gaf?' ze schudt bedachtzaam haar hoofd de geluiden van de kermis verwijderen zich, de lichten knipperen achter hun rug, tussen hen in hangt een geduldige stilte 'ik weet niet waarom ik het weet, maar ik weet het' hij tuurt in het donker naar de vrouw naast hem, maar ziet weinig van haar gezichtsuitdrukking 'wat weet je?' - 'dat je me snapt; dat je pijn kent, zoals ik dat ken' ze vervolgt, fluisterend haast; 'ik ben niet zo goed in mensenkennis, maak nogal eens verkeerde keuzes en ben te goed van vertrouwen, daarom ben ik ook bang voor wat ik voel, maar ik voel iets bij jou' hij knikt begrijpend, zonder te begrijpen 'en daar puzzel ik me suf over, want ik ken je amper; toch voel je goed, veilig' met zijn rechterhand strijkt hij licht langs haar linkerhand, heel even ze glimlacht klein en onzichtbaar de rest van de wandeling praten ze over hun alledaagse dingen en even later staan ze samen bij zijn fiets
'heb je zin om nog even een kopje koffie bij me te komen drinken?' hij knikt; 'dat lijkt me leuk, spring je achterop?' hij begint te fietsen en ze springt, de achterband moppert even, maar draagt haar mee om haar evenwicht te bewaren, legt ze een hand op zijn zij, de warmte van haar hand brandt zachtjes door zijn overhemd zes straten verderop staan ze al voor haar deur; hij parkeert zijn fiets, zij opent de deur en gaat hem voor ze woont knus, alsof hij anders verwacht had hij telt tientallen planten en stekjes, twee overvolle boekenkasten en ploft neer op een doorgezakte bank met heerlijk zachte kussens in de keuken zet zij twee koppen koffie in verschillende kopjes; zwart voor hem en melk en suiker voor zichzelf, hij pakt zijn koffie aan en bekijkt het ouderwetse bloemetjesmotief op zijn kopje, dan richt hij zijn aandacht nog even op de kamer om uiteindelijk zijn blik op haar te laten landen ze is op de grond gaan zitten, haar rug tegen de radiator, haar groene ogen kijken hem zacht aan ze praten over dingen die direct in het verleden verdwijnen; de warme lange dag is een lange, warme nacht geworden, de kermis is onhoorbaar, de buitenwereld bestaat niet meer de koffie is op, lege kopjes staan op de vloer hij is op gelijke hoogte gaan zitten, met zijn rug tegen de bank
voor de scherpe buitenstaander is het een uiterst voorzichtige liefdesdans, voor de participanten is het koorddansen tussen hoop en vrees twee gevoelige, eenzame mensen komen elkaar per ongeluk tegen, blijven aan elkaar plakken en zien in de ander stukjes van zichzelf terug ineens is er een ander mens in hun leegte en ze weten niet of de eenzaamheid hierdoor zal verdwijnen of vergroten het gesprek waaiert ondertussen alle kanten op, de stiltes zijn kort en talrijk en aangenaam, alsof de wereld even haar adem inhoudt om te kijken wat er zal gebeuren en dan gebeurt het
in de enkele tellen dat ze haar harnas laat zakken, maakt ze een plagerige, uitdagende opmerking, een flirt hij hoort het, hij lacht verlegen met glinsterende oogjes en praat verder 'blijf je nou gewoon doorpraten?' ze kijkt hem brutaal aan, haar gezicht grotendeels in de schaduw van de grote bladeren die boven haar hoofd in de warme avondwind deinen, de wind die, gedragen door straatlicht, door het openstaande raam naar binnen glipt, om maar niets te missen van het eeuwenoude ontstaan der liefde hij slikt, spreekt met een lichte trilling in zijn stem; 'wat moet ik anders doen?' de langste seconde breekt aan; werelden vergaan, levens beginnen en houden op te bestaan, de zon draait miljoenen rondjes om haar eigen as, implodeert, verorbert de aarde en de maan en alle overige planeten, spuugt ze weer uit en op dat wat ooit de aarde was begint de cirkel van het leven helemaal opnieuw, tot op de uitvinding van de jaartelling en uiteindelijk precies dit moment; 14 augustus, half elf in de avond
ze lacht uitdagend en fluistert een opdracht, zacht en duidelijk, met de zoetste stem die hij ooit hoorde; 'me kussen' hij denkt niet meer na, buigt voorover, legt zijn rechterhand in haar nek en kust haar, zij neemt zijn gezicht in haar beide handen en kust hem de astronaut op tafel, de bladeren boven hun hoofden, de maan aan haar eenzame hemel en de onzichtbare sterren in de verte, de eindeloze stilte van het heelal, het volledige bestaan van alles, iedereen en deze twee mensen staat stil
van het ene op het andere moment is alles anders; de wereld, hun wereld, kent weer liefde en niemand zag dat het goed was
Jeroen Kraakman @ 14 Aug 2023
|