aaprijdtkever.nl is een project van Jeroen; schrijver en dichter
je kunt het lezen, of niet

brieven aan Merel, brieven aan niemand: niet niemand
dag Merel,

je bent niet niemand
niet meer
je was altijd al iemand, ik wist alleen nog niet wie
maar nu, hier
zaterdagochtend de elfde van de elfde, de gekkendag, heb ik je voor het eerst ontmoet

je ging bijna aan me voorbij
zo verscholen als ik lag in mijn eigen gedachten en het afscheid dat ik nam
ik ben altijd afscheid aan het nemen
de psycholoog zou zeggen dat het een overlevingsstrategie is;

door iedereen op veilige afstand te houden, iemand weg te jagen als deze durft naderbij te komen, doe ik pogingen mijn hart te beschermen tegen de intense pijn die ik voel als iemand afscheid van mij neemt

vanmorgen was het afscheid dat ik nam licht
de kleine rode radio die al twintig jaar met mij mee verhuist, speelt niet meer
hoewel ik graag gehecht ben aan allerlei spullen, heeft het bewaren van een kleine rode radio die geen cd's meer lust weinig zin

een laatste speelsessie is ons niet meer gegund en zo staat de radio naast het bed stilzwijgend naar me te staren
twee nullen als dode ogen op het display

mijn gedachtes dreven af naar het kleine, grijze appartement in Hoorn, waar de kleine rode radio fel afstak tegen de gele muren van de woonkamer
ik dacht aan twaalf jaar geleden, lange zondagen in december, waarbij de stem van Bryan John Appleby door het huis fluistert en galmt
in die mijmeringen die volgden, ontging jouw bestaan mij haast

toen was je daar
op een kale boomtak tegenover mijn slaapkamerraam
in de stormen van deze week verloor ze haar laatste gele bladeren, ik schreef er nog een haiku over, en nu liggen al haar geheimen bloot
gisteravond koetelden twee eksters over de takken, vanmorgen ben jij alleenheerser

je gluurt naar binnen, ik voel mij betrapt
met mijn gevoelens van verdriet en verlangen
de lichte toets van tranen onder mijn oog

een seconde maar, hebben we verbinding
dan ben je weg
de aandacht getrokken door
geluiden elders
of instinct dat haar kalme werk doet

toch weet ik zeker dat we elkaar terug zullen zien
deze winter, deze week, deze dag
Jeroen Kraakman @ 11 Nov 2023

gedicht: 21/31
je kunt mijn
haren afknippen
ogen uitsteken
voeten branden
en
handen binden
met de sterkte kettingen
die de duivel ooit maakte

toch
zal ik mijn kracht vinden
niet langer
in haat of woede
maar het geloof in mijn zelf
en het goede



op instagram (@jrnk.rkmn) doe ik mee aan #inktober; iedere dag een prompt en daar dan iets bij maken. tot zover is het mij alle 21 dagen gelukt, hierboven de worp van de dag. meer lezen? tsjek de gram!
Jeroen Kraakman @ 21 Oct 2023

kleine fictie: brieven aan niemand
zoals dat met dromen soms gebeurt; in ene is ze weg
het verhaal heeft geen mooi afgerond einde, ze leefden niet lang en gelukkig; het is zelfs volslagen onduidelijk of ze nog leeft
het enige dat hij weet, is dat ze weg is
van de ene op de andere dag, van de ene op de volgende ademhaling, van de laatste tel samen op de eerste tel alleen
als bij toverslag

en dan begint het piekeren, het peinzen; waren er signalen? wat heeft hij verkeerd gedaan? zal ze ooit nog terugkomen? wat moet hij dan anders doen om een nieuwe verdwijning te voorkomen?
in zijn hoofd spelen tientallen momenten af, honderden keren opnieuw
hij analyseert ze geduldig en steeds ziet hij nieuwe dingen waarvan hij niet met zekerheid kan zeggen of ze enige invloed hebben gehad op haar besluit om te vertrekken
ondertussen viert de wereld feest, wordt een jaar afgesloten en een nieuwe onthaald met de belofte dat nu eindelijk alles anders wordt
een jaar, hét jaar, waarin liefde overwint, verstand regeert en hebzucht verdampt
zo'n jaar waarop de mensheid later terugkijkt en zegt; toen werd alles anders, toen werd alles beter
dat jaar begint hij met een dolk in zijn hart en steeds als het klopt, steekt het

in de verkregen stilte, begint hij haar te herdenken
iedere dag schrijft hij een brief; soms kort, soms lang
over zijn belevenissen van de dag, over de wolven in zijn hoofd, over de vele manieren waarop hij haar mist
soms voegt hij een klein gedichtje toe, of een foto, zoals van de plant die ze hem ooit gaf, die nog steeds onstuimig groeit en hoe hij dat als een teken ziet van hun verbinding
zolang de plant groeit, schrijft hij, zal ik van je houden en jij van mij
dat het mogelijk zelfbedrog is, weet hij ook wel
hij vertelt haar alles; zijn angsten, zijn twijfels, zijn verdriet en zijn hoop
als hij zijn verjaardag viert, nodigt hij haar uit
hoewel de dagen voorbij glippen en alles verandert, kille winter wordt trage lente, blijft het beeld dat hij van haar meedraagt hetzelfde

op een zomerse dag hakt hij een ui en laat de tranen die zich hierbij onvrijwillig vrijgeven onverstoord stromen, hij hoort haar stem; 'schatje, toch' en voelt haar hand in zijn nek, nieuwe tranen, van het bittere soort, voegen zich bij het functionele verdriet en de maaltijd die hieruit voortkomt, smaakt hem niet

steeds struikelt hij over nieuwe mijlpalen waarbij zij ontbreekt, glazen worden geheven met wie zich aan hem opdringt, felicitaties stromen over hem heen en glijden van hem af als regenwater in eenzame nachtwandelingen
op de momenten dat het hem teveel wordt, leest hij in het enige boek dat ze hem gaf
zo houdt hij de gedachte aan haar levend, zo houdt hij het verdriet om haar in stand

als hij op de 293e dag zijn schrift opent om te schrijven, stokt de pen; het droge staal schuurt over het papier en duwt haast onzichtbare vormen voort, maar het blauwe vocht ontbreekt
het is eenvoudig hier een teken in te zien; een signaal uit de diepte, een schreeuw in de verte dat het tijd is om verder te gaan, voort te bewegen en niet te blijven hangen in dat wat was
hij denkt aan de vorige keren dat hij dit poogde en hoe dit mislukte; hoe vergeet je het allermooiste, hoe ga je verder als dit zich van je afgekeerd heeft?
is er wel een verder gaan of is er slechts achterblijven en afwachten tot het stof je verovert?
sommige dagen neemt hij de proef op de som, dan gaat hij op het vloerkleed onder de eettafel liggen en wacht tot het stof komt
langzaam draait de oktoberzon haar langgerekte ronde door de woonkamer, verwarmt zijn koude voeten, aait de haartjes op zijn enkels, glijdt over zijn lijf tot ze hem het zicht ontneemt
de verblindende felheid van haar schreeuwen ontneemt hem ieder recht op spreken en hij ondergaat zwijgend de marteling van de enige die het recht heeft hem de adem te ontnemen
het moment gaat altijd voorbij; de zon verdwijnt en neemt haar eeuwige verwijten mee, laat hem achter in zijn eigen stof
hij koelt af, de koude voeten keren weder en als het rillen begint, staat hij op om een deken om zich heen te slaan
hij kijkt urenlang naar het schilderij van de badkar, leest over treindromen en stelt de laatste magische vechtpartij tussen protagonist en antagonist uit tot het donker wordt en de stad slaapt
hij sluipt op blote voeten over koude stenen met zijn twaalf volgeschreven schriften, de dode pen en zijn laatste tastbare herinnering, hij doorkruist de stad, neemt de verlaten gang onder het zwijgende spoor, passeert het park waarin ze ruzieden en sopt door ijzige modder tot hij aan de IJssel staat
de pond ontbreekt en dus zwemt hij, midden in een oktobernacht, naar het kleine eilandje dat na een eenmalig bezoekje, altijd de hunne was
onderweg verliest hij de volgeschreven schriften en de pen, ze zinken naar de bodem om nooit meer gevonden te worden
op het eilandje huilt hij
verdriet barst uit alle poriën en hij huilt en schreeuwt en slaat met zijn vuisten in het logge zand
uiteindelijk verwordt hij tot een zielloos hoopje vel dat rillend en snikkend in een oppervlakkige slaap verdwijnt

de uren die hij doorbrengt in een schijnwereld, zouden zijn laatste kunnen zijn, ware het niet voor de fietser op de spoorbrug die hem hoorde, die hem zag, die zijn wanhoop herkende en de blauwwitte hulptroepen inschakelde
hij wordt opgeraapt, meegenomen, verwarmd en onderzocht
na het ontwaken, wordt hij gevoed en ondervraagd, uiteindelijk is hij vrij om te gaan en schuifelt hij op blote voeten de paar honderd meter van hospitaal naar huiskamer
op tafel ligt het dertiende schrift, het magische verhalenboek, de magere restanten der radeloosheid
hij laat beide voor wat het is, zal nooit weten hoe het afloopt en trekt daarin een laatste parallel naar een liefde die nooit was

na die 293e dag schrijft hij niets meer, in het zachte papier resteren de lijnen van zijn laatste aanhef; lieve
Jeroen Kraakman @ 16 Oct 2023

gedicht: terugblik
vanavond
zag ik mij naar mijzelf kijken
in zwart-wit

haren kort, vele kleuren grijs
een voorzichtige glimlach
kleine twinkeling in
ogen omringd door bruusk gekreukt vel
ik durf het haast
ondeugend te noemen

vanavond
zag mij
ik naar hem omzien

blik van herkenning
als melancholiek voorschot op
onbekende kansen
en
vertrouwen dat het beter wordt
zolang wij samen zijn
Jeroen Kraakman @ 26 Sep 2023

kleine fictie: drie/vier
het is nu twaalf jaar geleden; de lange, eenzame zomer ruimde het veld, langzaam brak de herfst het leven open
ik ontmoette een platinablonde engel, haar naam was Sam; een vrolijke, jonge vrouw met de schitterendste bruine ogen
we praatten, we lachten, we kusten; het was een sprookje, inclusief boze tovenaar

Sam had een vriendje, zo'n typische alles-wat-ik-niet-ben; vierkant hoofd, vierkant lijf, woordenschat van een overleden huisplant, trots op zijn vervoersmiddel, ik benijdde hem om niets, behalve zijn lief; het meisje, de vrouw, het stralende middelpunt van mijn zielige leven

drie dagen per week, van negen tot zes, op de werkvloer dartelden wij om elkaar heen als verliefde zwijntjes, daarbuiten was er haast absolute radiostilte; driemaal daags een berichtje, soms een foto van die betoverende, brede glimlach
de verliefde blik in die mooie ogen kan ik nog steeds voor mij zien, nog steeds met een beetje pijn
die werkdagen mochten eeuwig duren
als we een sigaretje rookten onder de openstaande magazijndeur, kroop ze in mijn jas; dan sloeg ik mijn armen om haar heen en was er niets op de wereld behalve wij
we maakten er een spelletje van om stiekeme kusjes te stelen bij elkaar, als iedereen het kon zien en niemand het zag; klanten, collega's, niemand mocht weten van de liefde die wij deelden
soms, als we zeker wisten dat er niemand was, gooide ik haar op een bed of bank en kusten we vurig
na sluitingstijd kroop ze op mijn schoot en vreeën we op kantoor
we maakten selfies, die bij het terugzien nog steeds overlopen van de schaamteloze verliefdheid
het was ons, of mijn, eigen stukje hemel op aarde

de andere vier dagen waren niets minder dan eeuwigdurend vagevuur; mijn favoriete song in die maanden heette By & By (noot van de auteur; klik hier)
een loom kabbelend, grotendeels instrumentaal, nummer waarin de zanger mompelend verhaalt over de stroperigheid van tijd, gevolgd door vele minuten schaarse gitaarnoten over een repeterend drumritme
hele dagen verdwenen in de kille, eenzame werkelijkheid van doodse stilte; met een fles Southern Comfort zat ik op de koude vloer naast mijn platenspeler, iedere zes minuten plaatste ik de naald weer op het zwart, waarna ik proostte en tegen beter weten in op mijn telefoon keek; 'geen berichten'
waarop ik mijn gedachten de vrije loop liet en mij voorstelde hoe zij hand in hand met haar (andere) geliefde door de stad liep, bij haar schoonfamilie op de bank zat en 's avonds met hem in bed lag
gedachtes die ik poogde te verdrinken, maar die altijd bleven drijven

soms had ik een opwelling van frustratie en onmacht, dan besloot ik dat het voorbij moest zijn, dat ik op zoek zou gaan naar een vrouw die alleen met mij wilde zijn, die ook haar vrije tijd met mij door wilde brengen, voor wie ik mijn liefde van de daken mocht schreeuwen
steeds kwam er dan een berichtje, doordrenkt van liefde, aandacht, gemis, verlangen, dat mijn tijdelijke opleving van zelfwaarde teniet deed; ze stroomde mijn leven weer binnen en gaf kleur aan de grijze eenzaamheid van mijn koude vloer; ik schreef een gedicht, bejubelde haar als de schone muze die ze was en rechtte mijn rug
ik zou op haar wachten, want de tijd was mijn vriend; er zou een moment komen dat ze zou inzien dat ik de man van haar leven was, niet het vierkant

dat moment kwam op een zonnige woensdag in februari
ze had zich losgemaakt van de vriend, stond op mijn stoep met een tas vol kleding en we bezegelden onze toekomst; vanaf toen zou alles anders worden
het werd een dag op een roze wolk, zoals ik die maar zelden had beleefd; we wandelen, zomaar in het openbaar, naar de winkel voor sigaretten; we rookten hetzelfde merk, een groots symbool van ideale liefde en lagen daarna urenlang in mijn bed; een bed dat ze nooit eerder betrad, maar nooit meer verlaten zou
we praatten, we lachten, we kusten; het was een sprookjesdag en heel even leek de boze tovenaar verslagen

het bleek van korte duur; nog geen twaalf uur later keerde ze terug naar het vierkant, waarop ze mij de volgende dag ijzig meedeelde dat wij niet meer bestonden, ik speurde in haar ogen naar tekenen van spot, een knipoog, een fractie van de belofte die ze een dag eerder tussen mijn lakens steeds herhaalde
die avond ging ik met een kater naar bed, wetende dat alles anders was geworden

wat volgde was een lichtbeschamende periode waarin ik wanhopig rondjes bleef draaien rond een vrouw wiens warme glimlach versteend was; de verliefde blik was verdwenen, wat resteerde was vooral minachtig, met een vleugje goed verstopt medelijden
plots waren die drie feestdagen per week een opzichtige manifestatie van gebroken harten en verkilde verlangens
we deden ons best als professionals, maar ik was gebroken; bleef proberen onze oude spelletjes te spelen, kusjes te stelen en met iedere verzuchting dat ze niet meer wilde, haatten we mij een beetje meer
aan het einde van iedere werkdag stapte ze in het verchroomde zelfbeeld dat het vierkant voor zichzelf oppoetste, kuste hem met die goddelijke lippen op de potsierlijke mond en dan scheurden ze weg
hij; de hersenloze, ijskoude zaadmachine met de potentiële vrouw van mijn leven
driemaal per week, aan het eind van iedere werkdag, ging ze opnieuw bij me weg

dat beeld staat, net als die stralende glimlach en bijbehorende verliefde blik, in mijn geheugen gebeiteld
ook de pijn is nog oproepbaar; voor een korte tijd was Sam de reden van mijn bestaan en van de ene op de andere dag bleek ik waardeloos voor haar; daar herstelt een man nooit helemaal van
Jeroen Kraakman @ 22 Sep 2023

gedicht: hoor je mij
Jeroen Kraakman @ 19 Sep 2023

het laatste wat hij schreef was een gedicht
ondersteboven in spiegelschrift
over de breedte van zijn lijf
afscheid in zeventien lettergrepen;

ik kies de stilte
boven het rumoer van een
leven zonder haar
Jeroen Kraakman @ 09 Sep 2023

volgende - vorige

of check het archiev



© 2007-2023 aaprijdtkever.nl